De rechtbank Noord-Holland spreekt een rijinstructeur uit Alkmaar vrij van het plegen van ontuchtige handelingen met cursisten. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd waarvan 3 leerlingen aangifte hadden gedaan en spreekt hem daarom vrij.
Aangiftes van ontucht
De verdachte heeft volgens 3 leerlingen verschillende ontuchtige handelingen gepleegd, zowel tijdens de rijlessen als op kantoor. Een leerling verklaarde dat de verdachte tijdens de rijles een hand op zijn been legde, een kus op de wang gaf en zijn hand langdurig vasthield. Ook wilde de verdachte dat de leerling hem een kus zou geven voordat hij verder mocht rijden.
Een andere leerling verklaarde dat de verdachte haar een zoen op haar wang gaf toen zij een hellingproef goed had uitgevoerd. Daarna gingen ze samen naar het kantoor van de verdachte, waar hij volgens haar met kracht haar benen uit elkaar duwde en haar een zoen gaf.
Een derde leerling heeft onder andere verklaard dat de verdachte haar vastpakte in haar zij en haar in haar nek kuste, nadat zij in het kantoor van de verdachte naar het toilet was geweest.
Betrouwbaarheid verklaringen
Volgens de officier van justitie zijn de verklaringen van de aangevers betrouwbaar en ondersteunen de verklaringen elkaar over en weer. Door de verhouding tussen de rijinstructeur en de leerlingen, het leeftijdsverschil tussen hen en het onverhoedse handelen van de verdachte terwijl zij de lesauto bestuurden, dwong de verdachte de aangevers zijn ontuchtige handelingen te dulden.
De advocaat van de verdachte vindt dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De aangiftes zijn lange tijd na de tenlastegelegde feiten gedaan en tot stand gekomen na onderling overleg tussen de aangevers, waardoor ze minder betrouwbaar zijn.
Oordeel van de rechtbank
In zedenzaken is er vaak naast de verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs, omdat bij de handelingen meestal alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn. Zonder steunbewijs kan een verdachte niet worden veroordeeld.
De rechtbank is ervan overtuigd dat de aangevers naar eer en geweten hebben verklaard en ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers te twijfelen.
Maar het steunbewijs in deze zaak vindt de rechtbank ontoereikend. Hierdoor blijven de beschuldigende verklaringen van de slachtoffers en de ontkennende verklaring van de verdachte tegenover elkaar staan. De getuigenverklaringen in het dossier zijn uitsluitend ‘van horen-zeggen’ en de feiten kunnen in dit geval niet op basis van de drie aangiftes (met behulp van schakelbewijs) worden bewezen. De verdachte kan dan ook niet worden veroordeeld en moet worden vrijgesproken.